KONINKLIJK NEDERLANDS KORFBALVERBOND
Landelijke UitvoeringsWerkgroep Scheidsrechters (LUWS)
speerpunten 2008-2009
speerpunten
Speerpunten zijn onderwerpen, waaraan gedurende een heel seizoen extra aandacht wordt besteed door scheidsrechters en assistent-scheidsrechters; beoordelaars en scheidsrechterswerkgroepen zien er op toe dat deze taak naar behoren wordt uitgevoerd.
taak scheidsrechterswerkgroepen
De taak van de scheidsrechterswerkgroepen in dezen is:
1. het instrueren en scholen van de scheidsrechters, assistent-scheidsrechters en beoordelaars;
2. het schriftelijk informeren van de scheidsrechters, assistent-scheidsrechters en beoordelaars, o.a. via hun Nieuwsbrieven (landelijk; per district);
3. het gedurende het seizoen registreren van verkregen informatie en het – zo nodig – trekken van conclusies;
4. het doorgeven van deze informatie via de vertegenwoordigers van de scheidsrechterswerkgroepen aan de LUWS.
Het is nu de vijfde keer, dat speerpunten worden uitgegeven.
In overleg met de scheidsrechterswerkgroepen en de Werkgroep Regelingen zijn de speerpunten vastgesteld. Zij gelden voor het gehele seizoen 2008-2009.
speerpunten 2008-2009
De speerpunten voor het seizoen 2008-2009 zijn:
1. spelhervatting; in het spel brengen van de bal;
2. spelhervatting; passief hinderen;
3. positie scheidsrechter bij het opbrengen van de bal;
4. positie scheidsrechter in het vak;
5. zaalcommissaris;
6. wangedrag, bedreiging of beledigen van de scheidsrechter; commentaar op de leiding;
7. wangedrag; effect gestrafte (uitgesloten) coach.
1. spelhervatting; in het spel brengen van de bal
Volgens § 3.9c van de spelregels is de bal in het spel gebracht als zij ten minste 2.50 m van de plaats van de spelhervatting is gekomen, gemeten over de vloer/de grond. Geen van de spelers van beide ploegen mag de bal aanraken voordat zij die 2.50 m heeft afgelegd vanaf de plaats van de spelhervatting.
Opgelet: deze regel geldt dus ook bij een spelhervatting voor een verdediger. In de praktijk komt het nogal eens voor dat een medeverdediger de bal nagenoeg “op komt halen” en de bal aanraakt op een afstand van (veel) minder dan 2.50 m.
2. spelhervatting; passief hinderen
Het komt voor dat bij een spelhervatting een tegenstander passief hindert door nagenoeg helemaal tegen de nemer van de spelhervatting te gaan staan. Dat is verboden: § 3.6v schrijft voor dat het verboden is bij het nemen van een spelhervatting de daarvoor gestelde bepalingen te overtreden. Eén van die bepalingen betreft het passief hinderen: de tegenstander stelt zich zo dicht op bij de nemer van de spelhervatting in een poging te voorkomen dat de bal snel in het spel wordt gebracht of kan worden gespeeld op een medespeler. Indien de bal desondanks de medespeler bereikt is het logisch om de voordeelregel toe te passen. De scheidsrechter moet daarbij echter heel goed beseffen dat – ondanks dat de bal de medespeler heeft bereikt of naar zijn inschatting zal bereiken – er een incident kan ontstaan tussen de nemer van de spelhervatting en de tegenstander als gevolg van het passsief hinderen. In voorkomende gevallen doet de scheidsrechter er dan goed aan reeds onmiddellijk tijdens het passief hinderen te fluiten voor de overtreding: het voorkomt wellicht het ontstaan van een incident en beide spelers merken dat de scheidsrechter de overtreding heeft gezien.
3. positie scheidsrechter bij het opbrengen van de bal
Als de verdediging in balbezit komt moet de bal naar de aanval worden gebracht. De aanvallers mogen het verdedigers daarbij uiteraard moeilijk maken. De scheidsrechter doet er goed aan:
x altijd achter de bal te blijven;
x zo dicht mogelijk bij de bal te blijven.
Op deze wijze kan de scheidsrechter overtredingen het best waarnemen; daarnaast gaat er ook preventie van uit; tenslotte blijft hij dan ook zicht houden op wat er in het andere vak gebeurt.
Zie ook blz. 40 en 41 van het Scheidsrechtershandboek.
4. positie scheidsrechter in het vak
De positie van de scheidsrechter in het vak zelf wordt vooral bepaald door wat er tussen spelers plaatsvindt en wat voor spelsysteem wordt gespeeld.
In het algemeen kan worden gesteld dat de scheidsrechter dáár moet zijn waar de meeste overtredingen verwacht worden. Dat is dus niet bij de midden- of zijlijn, maar in de omgeving van de paal. De scheidsrechter neemt het meeste waar indien hij spelers op zich af ziet komen. Vandaar dat een plaats (schuin) achter de paal sterk de voorkeur heeft. Vandaar uit zal hij moeten “meebewegen” met het spel. Meebewegen betekent: naar de zijkant en zelfs ook vóór de paal komen als daarmee het zicht op overtredingen – vooral in het voorvak - wordt vergroot.
Verder is het van groot belang of er wordt vóór- of achterverdedigd. Bij vóórverdedigen zal de scheidsrechter zich achter of opzij van de paal bevinden.
Bij achterverdedigen, waarbij de verdediging tracht het innemen van de paalpositie door de aanval te voorkomen, wordt er meestal gespeeld op een klein oppervlak rondom de aangeef- en de paalpositie, waardoor vóór of – vooral - nabij de paal de overtredingen worden gemaakt. De scheidsrechter zal zich dan ook op die posities moeten richten.
Zie ook blz. 44 en 45 van het Scheidsrechtershandboek.
5. zaalcommissaris
Een zaalcommissaris dient herkenbaar te zijn aan rode band om de arm of aan een badge. Hij dient op of in de directe nabijheid van de speelvloer aanwezig te zijn. Onder “directe nabijheid” valt – sinds 1 mei 2008 - ook een regiekamer. Indien een zaalcommissaris vanuit deze regiekamer zijn werk doet dient hij deze plek regelmatig te verlaten om op de speelvloer zijn werkzaamheden te verrichten en als aanspreekpunt aanwezig te zijn voor scheidsrechterofficals.
Ook het afgelopen seizoen is weer gebleken dat er lang niet altijd een zaalcommissaris aanwezig is. Wil het KNKV de verenigingen op hun verantwoordelijkheid wijzen, dan dient zij daarvan op de hoogte te zijn. Vandaar het verzoek de absentie van een zaalcommissaris c.q. een zaalcommissaris, die niet aan de voorwaarden voldoet, te melden op het wedstrijdformulier.
6. wangedrag; bedreiging/belediging van de scheidsrechter; commentaar op de leiding
De LUWS ontvangt in toenemende mate berichten over het beledigen en/of bedreigen van scheidsrechters door spelers, coaches, andere bankzitters en publiek.
Scheidsrechters zijn KNKV-vertegenwoordigers. Zij dienen respectvol te worden behandeld, door wie dan ook. Dat gebeurt lang niet altijd: soms tijdens de wedstrijd, in toenemende mate ook na afloop van de wedstrijd.
Een scheidsrechter, die zichzelf respecteert, accepteert deze vormen van wangedrag niet.
Bij “belediging” is de vraag wanneer hiervan sprake is. Helaas moet worden vastgesteld dat scheidsrechters zich nogal eens lankmoedig op willen stellen bij uitingen, die direct of indirect een belediging inhouden. Er zijn zelfs scheidsrechters die er trots op zijn dat ze de belediging “in de geest van de wedstrijd hebben opgelost”, bijvoorbeeld door het maken van een – door hen als zodanig beschouwd – kwinkslag. Zij beseffen niet dat degene, die beledigt, dat heel anders ervaart en zich op dat moment de “winnaar” noemt in de kennelijke confrontatie tussen hem en de scheidsrechter. Alhoewel er geen lijst met directe en indirecte beledigende uitdrukkingen bestaat mag – en dient – het begrip belediging door de scheidsrechter ruim te worden opgevat. Dat betekent vervolgens: geel of rood én vermelding op het wedstrijdformulier. NB: elke vorm van wangedrag, die plaatsvindt totdat de wedstrijdformulieren zijn getekend, dient op te worden aangetekend op dit formulier.
Indien er beledigd wordt na het ondertekenen blijft het wangedrag. Dat betekent dat de scheidsrechter daarvan apart aangifte doet of kan doen bij de Tuchtcommissie, zo mogelijk met gebruikmaking van het aangifteformulier, dat op de KNKV-site staat onder: competitie<formulieren<aangifteformulier.
Het moge duidelijk zijn dat elke vorm van bedreiging door de scheidsrechter aangepakt moet worden. Elke bedreiging door houding, beweging of uitlating betekent: rood en niets anders; codes 1c7 (speler) , 2c7(coach), 3c7 (anderen). Zie de codekaart en het Bestuursbesluit formele waarschuwing en wegzending.
Tenslotte commentaar op de leiding: te vaak komt het voor dat scheidsrechters lankmoedig zijn en herhaaldelijk commentaar, zeker vanaf de bank, tolereren. Dat is onjuist én ongewenst: a. het mag niet; b. tolerantie is het begin van een te verwachten incident; als er dan een incident ontstaat is de scheidsrechter daaraan feitelijk medeschuldig; c. de precedentwerking/collegialiteit (bij een volgende wedstrijd met een scheidsrechter, die netjes conform de regels leidt, is het onvermijdelijke commentaar: “doe niet zo moeilijk, vorige week mocht het wel”.
7. wangedrag; effect gestrafte (uitgesloten) coach
Indien aangifte is gedaan tegen wangedrag plegende coaches en de tuchtcommissie de overtuiging heeft dat er inderdaad sprake is van wangedrag, dan legt de tuchtcommissie vaak een straf op: uitgesloten als coach voor een bepaald aantal wedstrijden. In de praktijk blijkt dat het effect van zo’n straf niet zo groot is omdat een coach zich, weliswaar niet op het speelgebied maar wel in de directe omgeving daarvan, opstelt om vervolgens zijn coachende taak toch uit te voeren. De tuchtcommissie heeft het afgelopen seizoen getracht hieraan een einde te maken door in een begeleidende brief aan de coach duidelijk(er) aan te geven dat de coach op geen enkele wijze als zodanig op mag treden, dus bijvoorbeeld ook niet bij time-outs, bij een spelervervanging, en bij een wedstrijdbespreking in de rust. Een uitgesloten coach mag zich slechts in de publieke ruimte (tribune, achter de afrastering) ophouden en vanaf die plaats geen coach-activiteiten ontwikkelen.
Het is de uitgesloten coach overigens ook verboden een andere functie op de spelersbank uit te oefenen.
Als een coach het verbod toch overtreedt dan is het goed daartegen aangifte te doen bij de tuchtcommissie (afzonderlijke aangifte).
’s-Gravendeel, 5 juni 2008
Vastgesteld door de LUWS in overleg met de daarin vertegenwoordigde scheidsrechterswerkgroepen en de Werkgroep Regelingen.
Voor nadere informatie: LUWS/Werkgroep Regelingen
secretariaat WR: Jan van Zomeren, tel. 078-6731633, mail: jan.van.zomeren@hetnet.nl
doc. LUWS-WR; speerpunten 2008-2009
12-5.08;14.5.08;25.5.08;4.6.08.
secretariaat: Jan van Zomeren
Vlasstraat 23
3295 TM ’s-Gravendeel
tel/fax: 078-6731633
e-mail: jan.van.zomeren@hetnet.nl
Het Algemeen Bestuur heeft ruim twee jaar geleden de Werkgroep Regelingen in het leven geroepen. Eén van de taken van de werkgroep is: “voorafgaand aan het nieuwe seizoen Aandachtspunten publiceren”.
Aandachtspunten richten zich met name op het vermelden en waar nodig toelichten van nieuwe of gewijzigde spelregels en de toepassing van regelingen, die direct te maken hebben met het spelen van een wedstrijd. Het zijn onderwerpen die het – door hun actualiteit of anderszins – wenselijk maken om ieder, die betrokken is bij de toepassing van deze regelingen, zo goed mogelijk te informeren. Deze “Aandachtspunten” hebben dezelfde strekking en betekenis als de “Aanwijzingen”, die de voormalige Technische Commissie jaarlijks – laatstelijk augustus 2001 – publiceerde. Deze “Aanwijzingen” zullen overigens in de loop van het nieuwe seizoen worden geactualiseerd door de werkgroep.
Nadere informatie over de taken van de Werkgroep Regelingen, over de personele bezetting en de publicaties van de werkgroep vindt u op: www.knkv.nl< organisatie<landelijke commissies en werkgroepen<werkgroep regelingen, alsmede onder punt 16 hieronder.
De Werkgroep Regelingen wil de volgende onderwerpen onder de aandacht brengen van verenigingen, coaches, spelers, scheidsrechters, beoordelaars, scheidsrechterswerk-groepen en anderen, die bij het korfbalspel betrokken zijn.
AANDACHTSPUNTEN SEIZOEN 2008-2009
1.spelregelwijzigingen per 1 juli 2008
De IKF heeft per 1 juli 2008 een aantal spelregels gewijzigd. Verder zijn er twee Nederlandse tekstuele wijzigingen.
Inhoudelijk gaat het om de volgende wijzigingen:
§ 3.1a: wedstrijdduur.
Een wedstrijdreglement kan voorschrijven dat aan het eind van iedere speelhelft tijdens een periode van maximaal 5 minuten de klok wordt gestopt wanneer de scheidsrechter fluit om het spel te onderbreken. Het gaat hier om de zogenaamde zuivere speeltijd, die in de Korfbal League en de Hoofdklasse (zaal) al wordt toegepast. Voor het komend seizoen blijft dat zo. Het Algemeen Bestuur zal een bestuursbesluit vaststellen, waarbij de periode op 5 minuten wordt gesteld en waarbij de Korfbal League en de Hoofdklasse (zaal, gemend) ook formeel worden aangewezen.
§ 3.6a: het is verboden de bal met been of voet aan te raken.
Nieuw is dat het verbod nu alleen geldt voor de knie en de lichaamsdelen daaronder, zowel de voor- als achterzijde van het been. Als de bal het bovenbeen raakt is het dus geen “voetbal” meer.
§ 3.6d: het is verboden met de bal te lopen.
Het gaat om de situatie dat een stilstaande speler in het bezit is van de bal. Tot nu toe moest één voet op zijn plaats blijven. Thans mag een speler van standbeen (het been waar het lichaamsgewicht op rust) wisselen mits de oorspronkelijke positie niet verandert.
Verder: indien een speler met de bal in bezit opspringt is er geen sprake van overtreding van het verbod mits hij bij het opspringen de voet van zijn standbeen gebruikt en na de sprong op dezelfde of nagenoeg dezelfde plaats neer komt. Het is aan de scheidsrechter om te bepalen wat “nagenoeg dezelfde plaats” betekent.
§ 3.6p: het is verboden vanuit het verdedigingsvak van de aanvallende ploeg of rechtstreeks uit een vrije worp of een spelhervatting te scoren.
In Nederland gold de regel dat bij overtreding van dit verbod een spelhervatting moet worden genomen op de plaats van de overtreding: die van de scorende speler. De IKF vindt het op pragmatische gronden beter om de spelhervatting onder de korf te laten nemen. Zo is het nu ook geregeld.
§ 3.10 w: het is verboden in de aanval de toegestane tijdslimiet te overschrijden.
In deze paragraaf wordt het gebruik van de schotklok en het overtreden van het verbod om de toegestane tijdslimiet te overtreden geregeld. De schotklok wordt in de top van het (gemengde) korfbal in Nederland al enige jaren gebruikt. In de spelregels was daar tot nu toe niets over opgenomen. De IKF gaat nu de schotklok ook bij internationale wedstrijden gebruiken vanaf 1 juli 2009. Vandaar dat het nu wordt geregeld. Het Algemeen Bestuur zal nog een bestuursbesluit vaststellen; hierin wordt bepaald voor welke klassen de schotklok zal gelden. Deze klassen zullen zijn: (gemengd, zaal): Korfbal League, reserve Korfbal League en Hoofdklasse. Dit bestuursbesluit zal ook op 1 juli 2008 in werking treden.
§ 3.10b: plaats van de vrije worp; § 3.10c: het nemen van de vrije worp; § 1.2: afbakening.
De vrije worp wordt niet meer op het strafworppunt genomen, maar direct er achter (net als de strafworp). Verder is het de nemer van de vrije worp verboden om met enig lichaamsdeel het strafworppunt of de grond tussen paal en strafworppunt aan te raken voordat de bal zijn handen heeft verlaten. De nemer van de vrije worp mag zijn voet dus niet meer naar voren plaatsen. Daardoor zal het niet meer mogelijk zijn om de “tik-tik-variant, (waarbij de nemer van de vrije worp een voet zo ver mogelijk naar voren plaatst, en de bal met de hand van zijn uitgestrekte arm plaatst op een medespeler, die zich naar hem toe buigt, waardoor de af te leggen afstand van de bal slechts enkele centimeters bedraagt) toe te passen. De nemer van de vrije worp mag zijn voet wel opzij of naar achter plaatsen. Dat betekent dat genoemde variant nog wel mogelijk is zolang de nemer van de vrije worp maar achter de denkbeeldige lijn, die loopt direct achter het strafworppunt, evenwijdig aan de achter- c.q. middenlijn, blijft.
In alle gevallen was, is en blijft het toegestaan dat de nemer van de vrije worp, correct staande direct achter het strafworppunt, zich zoveel mogelijk naar voren buigt en de bal speelt op de aangeef, die hetzelfde doet. In dat geval zal de bal, zeker als het gaat om spelers met lange armen, maar een afstand van minder dan 1 meter hoeven af te leggen. Dit is toegestaan, immers, bij een vrije worp geldt – op één uitzondering na (zie § 3.10c onder A, punt 3 (midden blz. 54 van het spelregelboekje en punt 5. hieronder) - geen voorwaarde ten aanzien van de afstand, die de bal af moet leggen.
Bij het nemen van de vrije worp dient de nemer, net als vorig seizoen, met “de bal van zijn voet” op de plaats, waar de vrije worp wordt genomen, te staan. In vergelijking met vorig seizoen is dat wat moeilijker waarneembaar, immers, het strafworppunt was een beter herkenningspunt en dus ijkmiddel dan “de plaats, direct achter het strafworppunt”. Hoe het ook zij, voorkomen moet worden dat de nemer van de vrije worp, zeker als hij de “tik-tikvariant” naar opzij wil benutten, nog maar met (de punt van) een teen op genoemde plaats staat. Scheidsrechters dienen daar heel alert op te zijn. Het is overigens jammer dat “de bal van zijn voet” niet meteen door de IKF in de spelregel is opgenomen. Nu is en blijft de grondslag een mededeling van de IKF hierover in de IKF-Nieuwsbrief van november 2006. Deze staat op de KNKV-site onder: reglementen<spelregels per 1 juli 2008.
Indien de nemer van de vrije worp, direct achter het strafworppunt staande, de bal laat vallen waardoor deze het strafworppunt raakt, dan is dat geen overtreding van de nemer. Het gevolg is echter wel dat hij minder dan vier seconden de tijd heeft om de bal in het spel te brengen en dat de verdedigers in mogen lopen.
Het is de nemer van de vrije worp verboden met enig lichaamsdeel het strafworppunt of de grond tussen paal en strafworppunt aan te raken voordat de bal zijn handen heeft verlaten. Het gaat nu dus niet meer alleen om de grond tussen de paal en het strafworppunt, maar ook om het strafworppunt zelf. Uit het gebruik van het woord “handen” zou de conclusie kunnen worden getrokken dat de vrije worp met twee handen moet worden genomen. Dat is uiteraard niet zo: de vrije worp mag gewoon met één hand worden genomen. Bij het gebruik van het woord “handen” is - naar wordt aangenomen - aansluiting gezocht bij de tekst, die geldt bij het nemen van de strafworp.
Thans is nu ook geregeld dat de bal bij het nemen van een vrije worp eerst vrij in de lucht
moet zijn geweest. Eigenlijk was dat al zo, maar de bestaande, “oude” spelregeltekst was niet geheel voorbereid op de gevolgen van de “tik-tikvariant”. Nu is daar duidelijkheid over.
Tevens wil de IKF voorkomen dat “het gedoe” bij de paal bij het voorbereiden en nemen
van een vrije worp blijft zoals het nu is of – nog erger – toeneemt. In dat kader heeft de
IKF het volgende besloten: de scheidsrechter dient te voorkomen dat spelers, die zich bij het nemen van de vrije worp nabij of rondom de paal bevinden, met elkaar in fysiek contact komen. Vandaar dat is bepaald dat een speler niet achter de paal mag staan met één voet aan de ene zijde en één voet aan de andere zijde; de spelers moeten kiezen aan welke zijde van de paal zij
zich opstellen. Overigens mag een speler zich wel op enige afstand van de paal daarachter bevinden. Uitgangspunt is dat de speler dan de paal niet meer als instrument kan gebruiken bij zijn poging te beletten dat zijn tegenstander een voor hem gunstige positie inneemt.
Verder is het nu verboden dat een speler een voet plaatst tussen de benen van een tegenstander, waardoor deze laatste belet wordt zich in de cirkel van de vrije worp te begeven.
Uit het bovenstaande vloeit ook voort dat de scheidsrechter nog meer dan tot nu
toe elke zware, dus fysieke overtreding, die plaats vindt nabij de paal vóór of tijdens het
nemen van een vrije worp, moet bestraffen en héél alert moet zijn op de gebeurtenissen bij de paal. Zie ook punt 4 (onder).
Tenslotte: de IKF is voornemens de gehele vrije worp de komende jaren te evalueren; aangenomen mag worden dat de doelgroepen op enigerlei wijze daarbij worden betrokken.
§ 3.11c: het nemen van een strafworp.
In de “oude tekst” was verzuimd aan te geven dat het aanraken van het strafworppunt bij het nemen van de strafworp ook verboden was. Dit verzuim is nu hersteld.
2. vervangen en wisselen van spelers
Tijdens een wedstrijd behoeven de eerste vier vervangingen van een ploeg niet de goedkeuring van de scheidsrechter. Een vervangen speler mag niet meer aan de wedstrijd deelnemen.
Wisselen (vervangen/weer spelen tijdens dezelfde wedstrijd) is op het volgende niveau toegestaan:
x voor alle senioren- en jeugdploegen (achttallen) in het breedtekorfbal. Er mag onbeperkt worden gewisseld, zij het dat een gewisselde speler slechts één keer terug het veld in mag.
x bij jeugdploegen (viertallen: E en F; uiteraard ook breedtekorfbal) mag onbeperkt worden gewisseld.
Zie ook: “Veel gestelde vragen en antwoorden” betreffende de nieuwe spelregels van 1 juli 2007: www.knkv.nl< reglementen< officiële spelregels per 1 juli 2007< deel A, § 2.1 Spelers, vraag/antwoord 1.
3. vrije worp; plaats tegenstander
De tegenspeler van de nemer van de VW heeft het recht om als eerste positie in te nemen. Voorwaarde is dat betrokkene onmiddellijk na het fluitsignaal van de scheidsrechter duidelijk maakt van dat recht gebruik te willen maken, bijvoorbeeld door zich onmiddellijk naar de paal te begeven. Een reeds aldaar opgestelde aanvaller behoeft geen ruimte te maken voor genoemde tegenspeler.
Overigens is dit recht niet formeel geregeld; indertijd heeft v/h de Technische Commissie, door het ontbreken van regelgeving, dit zo bepaald. Inmiddels is er bij de PRC op aangedrongen de spelregels op dit punt aan te vullen.
Zie ook de “Veel gestelde vragen en antwoorden”, deel B, § 3.10 vrije worp, vraag/antwoord 2.
4. vrije worp als gevolg van een zware overtreding door een verdediger
Zware overtredingen, begaan door een verdediger, worden bestraft met een VW. Zware overtredingen zijn fysieke overtredingen, die met opzet worden gemaakt, en andere overtredingen, die ten doel hebben of die resulteren in het ontregelen van het aanvalsspel. In nagenoeg alle gevallen is het fluiten voor de overtreding met als gevolg een VW een groter voordeel voor de niet in overtreding zijnde ploeg dan het toepassen van de voordeelregel. De Werkgroep Regelingen constateert bij herhaling dat scheidsrechters niet fluiten en de voordeelregel toepassen. Dat is dus onjuist en in strijd met de spelregel. Alleen in het geval een aanvaller – bijvoorbeeld – een doorloopbal zal maken waarbij zijn scoringskans groter is dan die uit een VW dient de voordeelregel wel te worden toegepast. De scheidsrechter dient zich er dus steeds van te vergewissen wat het meest gunstig is voor de aanval/aanvaller.
5. vrije worp; afstand bal en afstand andere aanvallers en verdedigers
Bij het nemen van een VW geldt er geen eis ten aanzien van de afstand, die de bal moet afleggen alvorens in het spel gebracht te zijn. De bal is in het spel gebracht:
1. als een verdediger de bal raakt; een verdediger mag al inlopen zodra de nemer van de VW een duidelijk zichtbare beweging met bal, arm of been maakt;
2. als een medespeler, die zich op ten minste 2.50 m afstand bevindt van het punt, waarop de VW is genomen, de bal raakt;
3. als niemand de bal raakt en de bal op een afstand is gekomen van ten minste 2.50 m vanaf het punt, waarop de VW is genomen (dus direct achter het strafworppunt).
De bal dient, bij het nemen van de VW, eerst vrij in de lucht te zijn geweest.
Bij het nemen van de VW geldt er wel een afstandseis ten aanzien van personen:
x alle spelers zijn op een afstand van ten minste 2.50 m van het punt, waarop de VW wordt genomen; dus de plaats, direct achter het strafworppunt;
x de medespelers van de nemer van de VW nemen bovendien onderling een afstand van 2.50 m in acht.
Indien de nemer van de VW de bal werpt naar een medespeler, die vanaf zijn positie naar voren is gesprongen en in de lucht zwevend de bal raakt (op een afstand van ongeveer 2.00 m), is dat een overtreding van die speler: hij mag de bal pas raken indien hij zich op een afstand van ten minste 2.50 m bevindt. Het zogenaamde inspringen en dan op minder dan 2.50 m raken van de bal door een medeaanvaller is dus in strijd met de spelregel. Gevolg: een SH voor de verdediging.
Indien een verdediger inspringt en de bal raakt is de vraag: is de speler op tijd vertrokken vanuit zijn positie. Als hij vertrok nadat de nemer van de VW een duidelijk zichtbare beweging met bal, arm of been maakt, dan is er geen sprake van een overtreding. Vertrok hij te vroeg, dan maakt die verdediger een overtreding met als gevolg: een nieuwe VW voor de aanvallende ploeg.
Zie ook de eerder genoemde “Veel gestelde vragen en antwoorden”, deel B, § 3.10, vraag/antwoord 1 en 9.
6. vrije worp; binnen de afstand verdediger
Indien de spelers binnen vier seconden na het teken van de scheidsrechter (arm omhoog; vier vingers van de opgestoken hand) niet aan de voorwaarden betreffende het in acht nemen van de voorgeschreven afstand van ten minste 2.50 m voldoen, fluit de scheidsrechter twee keer kort achter elkaar; de eerste om het spel te hervatten, de tweede om het spel weer te onderbreken en de overtreding te bestraffen. Is de overtreding van een verdediger, dan volgt een nieuwe VW. Is de overtreding van een aanvaller, dan volgt een SH voor de verdediging. Opgelet: deze SH wordt genomen op de plaats van de overtreding (§ 3.9b). Vóór 1 juli 2007, dus onder de oude spelregels, werden alle vrije worpen, die het gevolg waren van “afstandsovertredingen bij een VW”, nog genomen op de plaats van de oorspronkelijke VW. Maar vanaf deze datum is dat een SH op de plaats van de overtreding.
7. vrije worp of een spelhervatting?
Het valt op dat scheidsrechters voor overtredingen – ongeacht of zij “licht” of “zwaar” zijn – een SH toekennen als de overtreding in het voorvak gebeurt dan wel een VW als het nabij de paal geschiedt. Het moge duidelijk zijn dat een dergelijke handelwijze onjuist en in strijd met de spelregel is. Het antwoord op de vraag: SH of VW wordt uitsluitend bepaald door de vaststelling of er sprake is van een onbewuste/onopzettelijk dan wel een bewust/opzettelijke actie van een verdediger. Niet meer en niet minder.
8. spelhervatting of hervatten van het spel
Wat is een spelhervatting en wat is hervatten van het spel?
Aan een spelhervatting, zoals bedoeld in § 3.6v en 3.9, gaat altijd een overtreding (§ 3.6) vooraf. Het is een sanctie op een overtreding. Voor het nemen van een spelhervatting gelden regels, zowel voor de nemer, diens ploeggenoten en de spelers van de andere ploeg.
Het komt ook voor dat het spel wordt onderbroken (door een fluitsignaal) zonder dat er sprake is van een overtreding. Gedacht kan worden aan een blessure, die behandeld moet worden, onbillijke bevoordeling of het beslissen over een twijfelgeval (wie had de bal het eerste?). In dat geval heet het hervatten van het spel ook “spelhervatting”, maar bedoeld wordt dan het weer gewoon voortzetten van het spel. Zodra de scheidsrechter daarvoor fluit mag de aanvaller scoren en mag zijn tegenstander actief en passief hinderen c.q. verdedigen. Ook de vier-seconden-regel telt dan niet. De scheidsrechter doet er goed aan om dit duidelijk aan te geven.
Zie ook de “Veel gestelde vragen en antwoorden, deel B, § 3.9, vraag/antwoord 22).
9. aanvoerdersband
Volgens § 2.2a van de spelregels draagt de aanvoerder een duidelijk zichtbare band om de bovenarm. Welke arm dat is, is niet van belang, als het maar een arm is. Een band of tape op rok/broek, op de schouder of op welk ander lichaamsdeel dan ook is verboden.
Een “echte” aanvoerdersband heeft de voorkeur, tape mag echter ook, mits de tape op de mouw is aangebracht, goed zichtbaar is (met name voor de scheidsrechter) en dus ook voldoende afwijkend is van kleur ten opzichte van de kleur van de mouw. De tape moet goed zijn aangebracht en moet ook goed vast blijven zitten. Bij mouwloze shirts dient de aanvoerdersband/de tape direct op de arm te worden aangebracht.
Zie ook de “Veel gestelde vragen en antwoorden”, deel A, § 2.2a, vraag/antwoord 3.
10. hinderen van een tegenstander van de andere sekse bij het werpen van de bal
De toepassing van dit verbod (§ 3.6k) levert in de praktijk nog al eens problemen op.
Wil er sprake zijn van het overtreden van dit verbod, dan moet de scheidsrechter zich het volgende afvragen?
1. is er sprake van een tegenstander van de andere sekse? Zoja, dan:
2. is er sprake van daadwerkelijk werpen van de bal? Zoja,
3. is er sprake van hinderen? Zoja,
4. is de afstand tussen beide personen minder dan twee gezamenlijke armlengten? Zoja,
dan wordt het verbod overtreden.
Het probleem zit hem vooral in de vraag: wat is hinderen? Hinderen is het bemoeilijken van het werpen van de bal. Daar zit altijd iets doelgerichts in, een bewuste poging om het werpen van de bal te voorkomen. De verdediger, die zijn tegenstander met de armen omhoog volgt, zal geen overtreding maken als hij bij het uitoefenen van zijn taak met zijn rug vlak langs de werpende dame loopt, ook als de bal daardoor het doel niet bereikt. Indien die verdediger echter, wetende dat die dame daar staat, dat zij de bal heeft en dat zij de bal werpt, bewust probeert het werpen te bemoeilijken, dan is het wel een overtreding, mits het hinderen plaats vindt binnen genoemde twee gezamenlijke armlengten. Gevolg: een VW of een strafworp voor de aanval lende ploeg, afhankelijk van de vraag of er al dan niet een scoringskans verloren gaat. Wordt de overtreding gemaakt door een aanvaller, dan is het een SH voor de verdedigende ploeg.
Indien de verdediger zich ook nog eens omdraait, waardoor hij het bewust hinderen ook nog eens kan overzien, dan is het uiteraard zeker een overtreding, mits aan de voorwaarde inzake de gezamenlijke armlengten wordt voldaan.
Wordt de overtreding gemaakt door een aanvaller, dan is het een SH voor de verdedigende ploeg.
Zie ook de “veel gestelde vragen en antwoorden”, deel A, § 3.6k, vraag/antwoord 1.
11. vooruitlopende op de uitspraak sluit een vereniging een speler, een coach of iemand anders die tot de ploeg behoort, uit
Het komt voor dat een bestuur van een vereniging (bijvoorbeeld) een speler, aan wie door de scheidsrechter de rode kaart is getoond, uitsluit voor één of meer wedstrijd(en) of voor onbepaalde tijd, in afwachting van de uitspraak van de Tuchtcommissie. De door de vereniging opgelegde straf kan in mindering worden gebracht op de door de Tuchtcommissie uitgesproken straf mits een bevoegde verenigingsfunctionaris ten minste 12 uur vóór de eerstvolgende wedstrijd dit per mail meldt aan: tuchtcommissie@knkv.nl . Indien de uitsluiting door de vereniging meer dan één wedstrijd bevat, dienen die wedstrijden een ononderbroken reeks te zijn. De strafuitsluiting mag niet in strijd zijn met het Tuchtreglement en de daarop gebaseerde regels.
Het bovenstaande geldt ook in het geval een vereniging een straf oplegt als gevolg van de tweede (derde enz.) gele kaart, die aan de speler in één seizoen is getoond.
De Tuchtcommissie maakt van de vermindering melding in haar uitspraak.
12. strafworp; verdediger binnen de afstand
Een scheidsrechter kent ploeg A een strafworp toe. Een verdediger van ploeg B staat binnen de voorgeschreven afstand. De scheidsrechter fluit, de strafworp wordt genomen maar gemist. De strafworp kan niet worden overgenomen ondanks het feit dat de verdediger binnen de afstand staat: door te fluiten heeft de scheidsrechter aangegeven, dat aan alle voorwaarden, betrekking hebbend op het nemen van een strafworp, is voldaan. Dan kan hij daar niet op terugkomen, ook als hij na het fluitsignaal pas merkt dat de verdediger te dichtbij staat.
Het moge duidelijk zijn dat de scheidsrechter moet wachten met fluiten tot aan alle voorwaarden is voldaan, dat voorkomt problemen.
13. consequent optreden/marchanderen
Het bewust niet toepassen van regels of – nog erger – het toepassen van niet bestaande, dus “eigen” regels, is – dat moge duidelijk zijn – uit den boze.
Op grond van § 2.3b van de spelregels handhaaft de scheidsrechters de regels van het spel en bestraft hij overtredingen. Er staat dus niet: handhaaft hij de regels van het spel en zijn eigen regels.
Met enige regelmaat duiken er verhalen op van scheidsrechters, die zich weinig gelegen laten liggen aan de vastgestelde regels, aan de opdracht, die zij hebben om leiding te geven aan het spel en om de regels te handhaven.
Voorbeeld: een aanvaller staat bij de middenlijn en zal een op hem aangespeelde bal vangen. Zijn tegenstander wil dat vangen van de bal voorkomen en geeft een klap op de arm van die speler (waardoor de bal inderdaad niet in diens bezit komt). Duidelijk is dat het een zware overtreding, dus een VW direct achter het strafworppunt, is. Er zijn echter scheidsrechters, die onmiddellijk een strafworp toekennen. Dat kan en mag niet, want er gaat geen scoringskans verloren: a. er staat niemand vrij en b. als er wel ergens iemand vrij zou staan kan de aanvaller dat niet zien want hij staat met zijn gezicht naar het andere vak. Toch gebeurt het: “dan ben ik meteen van het gedoe af”, aldus de scheidsrechter.
Een ander voorbeeld is dat een scheidsrechter bij de eerste de beste doorloopbal een strafworp toekent, ongeacht wat er gebeurt. Zijn motto is: “dan weet men dat ik streng ben”. Dit is uiteraard uit den boze. Maar het gebeurt, en niet weinig ook.
Spelers, “de bank” en het publiek mogen er op vertrouwen dat de scheidsrechter correct, integer en overeenkomstig zijn opdracht handelt. Een scheidsrechter, die dat niet doet, marchandeert. Scheidsrechterwerkroepen doen er goed aan onmiddellijk in te grijpen indien er gemarchandeerd wordt. Tevens is het gewenst dat tijdens bijscholingen aan dit onderwerp de nodige aandacht wordt besteed en dat beoordelaars het marchanderen onmiddellijk aan de scheidsrechterswerkgroepen melden.
14. regels combinatie kunststof korf/aluminiumpaal
Van toepassing is het Bestuursbesluit kunststofkorf met aluminiumpaal.
Met ingang van 1 juli 2008 is de regeling als volgt:
1. topkorfbal: combinatie verplicht;
2. wedstrijdkorfbal: combinatie verplicht;
3. breedtekorfbal: combinatie niet verplicht. Wel verplicht is de kunststof korf, de aluminiumpaal
echter niet.
Dit betekent dus dat ingaande 1 juli 2008 op alle niveau’s de kunststof korf verplicht is en de combinatie: kunststofkorf met aluminium paal op alle niveau’s verplicht is, behalve in het breedtekorfbal, dan mag de paal van massief hout of een metalen buis zijn conform § 1.3 (toelichting) van de spelregels.
15. verplichte afrastering bij veldwedstrijden
Op grond van het Bestuursbesluit afrastering is een afrastering verplicht voor wedstrijden, die worden gespeeld in:
gemengd: hoofdklasse, overgangsklasse, 1e en 2e klasse, res. hoofdklasse, res. overgangsklasse, res. 1e klasse, hoofdklasse A-jeugd.
dames: topklasse.
16. tot slot
De werkgroep heeft medio april 2008 het Algemeen Bestuur een “Overzicht spelregelkwesties 2007” gezonden met de bedoeling de daarin opgesomde onderwerpen, die wellicht aanleiding tot het nader bestuderen c.q. het wijzigen van de spelregels kunnen zijn, onder de aandacht van de IKF te zenden.
Voor opmerkingen over deze “Aandachtspunten 2008-2009” of voor vragen over de regels, betrekking hebbend op het spelen van wedstrijden, kunt u terecht bij de Werkgroep Regelingen. De werkgroep bestaat uit:
- Gert Dijkstra, voorzitter, tel. 030-6374000; e-mail: gdijkstra1@mmm.com
- Rinus de Doelder, lid, tel. 0115-648811; e-mail: doelderdec@zeelandnet.nl
- Wout Jense, lid, tel. 070-3944577; e-mail: wajense@planet.nl
- Jan van Zomeren,lid/secretaris, tel. 078-6731633; e-mail: jan.van.zomeren@hetnet.nl.
De vragen kunnen ook gestuurd worden naar de servicedesk van het KNKV: e-mail: servicedesk@knkv.nl.
Deze Aandachtspunten 2008-2009 staan ook op de KNKV-site onder:
- reglementen<spelregels per 1 juli 2008<Aandachtspunten 2008-2009;
- competitie<arbitrage<algemene beleidsstukken< Aandachtspunten 2008-2009.
De Werkgroep Regelingen wenst u een goed en succesvol seizoen toe.
’s-Gravendeel, 1 juli 2008
WR; aandachtspunten 2008-2009
13.5.08;14.5.08;25.5.08;10.6.08;19.6.08;22.6.08;23.06.08;24.6.08;26.06.08; 30.06.08;1.7.08;